Je bevrijden uit de ketenen

Tien jaar geleden, in de tijd dat ik voorganger was, deed ik altijd wat ik zelf wilde en handelde ik roekeloos, ten gevolge van mijn zelfingenomen natuur, waardoor ik de regelingen op het gebied van het werk ernstig schond, het werk van de kerk onderbrak en verstoorde, en Gods gezindheid verslechterde. Daarom werd ik vervangen en naar huis gestuurd om geestelijke devotie te beoefenen en over mezelf na te denken. Nadat ik enige tijd aan zelfbespiegeling had besteed, kwam ik tot enige ware kennis over mijn zelfingenomen aard, maar omdat ik geen kennis had van Gods werk om de mens te redden en van de essentie van Gods trouw, werd ik voortdurend ingeperkt door mijn vroegere overtredingen en dacht ik dat God iemand als ik niet zou redden of vervolmaken. Dat wierp een schaduw over me die ik niet kon wegnemen. Later regelde de kerk dat ik de verantwoordelijkheid kreeg voor het evangelisatiewerk. Toen ik dat nieuws vernam, kwamen er twijfels in mijn hart op over God, en dacht ik: “Ik ben zo verdorven en ik heb ook Gods gezindheid beledigd, hoe kan de kerk mij dan de verantwoordelijkheid geven voor zulk belangrijk werk? Wil God me soms met behulp van deze taak ontmaskeren en me dan elimineren?” Maar toen bedacht ik: “Aangezien de kerk deze regeling heeft getroffen, is het vast God die me een kans geeft om mijn vroegere zonden goed te maken. Wat er ook gebeurt, ik moet deze kans koesteren, zelfs al moet ik dan een dienstdoener worden.” Van toen af aan vervulde ik mijn plicht met die negatieve en behoedzame instelling. Ik leek weliswaar mijn plichten ernstig en ijverig te vervullen, maar ik had niet de moed om naar het hogere doel te streven om vervolmaakt te worden gemaakt door God.

lees verder