Door Xu Lei, provincie Shandong
Op een dag ontving ik een uitnodiging van mijn leidinggevende om een vergadering van collega’s bij te wonen. Normaal is dit een blijde gebeurtenis, maar zodra ik eraan dacht in wat voor staat van wanorde mijn werk zich op dat moment bevond, voelde ik me toch wat bezorgd. Als mijn leidinggevende te weten zou komen dat ik geen enkel deel van mijn werk had afgekregen, zou hij zeker tegen mij op moeten treden en zou hij mij misschien zelfs vervangen. Wat zou ik dan doen? De volende dag ging ik met een bezwaard gemoed naar de vergadering. Toen ik aankwam, zag ik dat mijn leidinggevende er nog niet was, maar sommige collega’s al wel. Ik dacht: Ik weet niet in welke staat hun werk zich bevindt. Tijdens de laatste vergadering hoorde ik hen zeggen hoe ze hun werk bijna af hadden en nu zullen ze het zeker wel allemaal afhebben. Als zij al hun werk afhebben en alleen ik het zo slecht doe, dan is het gedaan met me. Ik was verbaasd dat, toen we de staat van ons werk bespraken, veel van mijn collega’s vertelden hoe ze enkele delen van hun werk niet af hadden gekregen. Toen ik dit hoorde, voelde mijn gemoed, dat zo bezwaard had gevoeld, opeens een stuk lichter. Ik dacht: Nu blijkt dat niemand zijn werk af heeft, niet alleen ik. Het is dan niet nodig om bezorgd te zijn. We kunnen niet allemaal worden vervangen. Een groot deel van mijn onbehaaglijke gevoel verdween toen opeens.