Buiten het raam fladderden en wiegelden sneeuwvlokjes in de wind als wilgenkatjes, en een rij pijnbomen stond statig onder een deken van zilverwit. Door het beslagen raam kon vaag gezien worden hoe Zhong Ming kletste met zijn jongere broer, Zhong Cheng. Uit hun gezichtsuitdrukkingen leek Zhong Cheng kalm en beheerst, terwijl Zhong Ming bezorgd en angstig leek, want hij had ontdekt dat zijn jongere broer Bliksem uit het oosten had aanvaard.
Met een strenge uitdrukking op zijn gezicht zei Zhong Ming tegen zijn broer: “De CCP-regering en de hogere echelons en dominees en ouderlingen van de religieuze wereld veroordelen momenteel verwoed Bliksem uit het oosten. Hoe kon je je hiervan niet bewust zijn? En als de CCP-regering en dominees en oudsten het allemaal veroordelen, hoe kan het dan de ware weg zijn?” Zhong Ming klonk afkeurend.